Oké, oké, ik geef het toe: het is hier vreselijk koud. Ik had mijn warme kantoor nog niet verlaten of de kou had me te pakken. Binnen tien seconden waren zelfs mijn neushaartjes bevroren.
Het loopje van kantoor naar huis duurt nog geen twintig minuten, maar wat was ik blij dat ik halverwege door een ondergrondse oversteekplaats moet lopen. Als een oase (?!) in de vrieskou kwam de warme lucht me tegemoet. Aan het einde van de tunnel zag ik een merkwaardig soort mist naar boven trekken. Het was de warmte, als ramen die beslaan, die uit de tunnel kwam, waar je normaal bibberend doorheen loopt. Als een popster op een muziekpodium omgeven met van die stoomblazers, liep ik de trap op.
Boven was het leeg. Geen dronken mannen die elkaar de hersens insloegen, geen taxichauffeurs die op een ritje uit waren, geen arme baboesjka's die bosjes verwelkte bloemen proberen te verkopen, geen zwervers en geen hangjongeren. Niemand. Allen hadden ze zich in de tunnel verscholen, bij een muzikant die droomt beroemd te worden, maar het nooit zal worden.
Ik ging alleen verder totdat onze voordeur zich als de hemelpoort voor mij opende. Warmte, eindelijk!
donderdag 19 januari 2006
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
1 opmerking:
mooi verhaaltje...
Een reactie posten